binnen

binnen¹{{/term}}

〈bijwoord〉

1 dedans⇒ à l'intérieur

♦voorbeelden:

1   dat hebben we binnen • c'est autant de pris

     niets binnen kunnen houden • vomir tout ce qu'on absorbe

     de oogst is binnen • la moisson est rentrée

     hij is binnen • 〈financieel〉 il est à l'abri; 〈betrekking〉 il est casé

     staat je fiets al binnen? • est-ce que tu as déjà rentré ton vélo?

     wij werden binnen geroepen • on nous a fait entrer

     naar binnen gaan • entrer

     iets naar binnen slaan • avaler qc.

     zich iets te binnen brengen • se rappeler qc.

     iemand te binnen schieten • venir à l'esprit à qn.

     van binnen • au dedans

     van binnen uit • du dedans

     binnen zonder kloppen • entrez sans frapper

     binnen! • entrez!

————————

binnen²{{/term}}

〈voorzetsel〉

1 [m.b.t. een ruimte] dans⇒ à l'intérieur de

2 [in minder tijd dan] avant⇒ en moins de

3 [na verloop van] dans⇒ après

♦voorbeelden:

2   de rekening moet binnen drie dagen betaald worden • la facture doit être payée dans les trois jours

     binnen een uur ben ik bij je • d'ici une heure je serai chez toi

Deens-Russisch woordenboek. 2015.